Liesbeth Van Impe Liesbeth Van Impe

Liesbeth Van Impe: “Ik nam mensen mee naar mijn chemosessies om de ervaring te delen”

6 september 2021
6 december 2023
Het verhaal van...

Liesbeth Van Impe, hoofdredactrice van Het Nieuwsblad, heeft twee zware jaren achter de rug. Haar behandeling voor borstkanker eindigde net wanneer de eerste lockdown begon. Gelukkig staat ze ons nog steeds te woord in de stijl die haar zo kenmerkt: met veel humor en relativeringsvermogen.

Liesbeth Van Impe
Wie is ...

Liesbeth Van Impe

  • Geboren in Roeselare op 20 april 1977.
  • Studeerde Romaanse Taal- en Letterkunde.
  • Werkt sinds 2003 in de journalistiek. Eerst bij De Morgen en sinds 2012 als hoofdredacteur bij Het Nieuwsblad.
  • Schreef na haar kankerbehandeling het boek ‘Chemodag is de beste dag van de week’, dat in het najaar ook als theatervoorstelling op de planken verschijnt.

Er werd borstkanker bij je vastgesteld. Hoe ben je met die diagnose omgegaan?

“Op het moment van de diagnose ga je daar bijna niet mee om. De wereld staat even stil. Je gaat in vrije val en verliest de controle over je eigen leven. Je laat je testen, denkende dat er niets fout zal zijn. Tot je de dokters ziet fronsen en de tests langer duren. De eerste diagnose is nog maar het begin. Plots stoppen ze je allerlei papieren in de handen en zeggen ze welke scan en welk bloedonderzoek je moet ondergaan. De eerste weken – voor je de routine van een behandeling kent – zijn onwerkelijk. Andere kankerpatiënten herkennen dat gevoel. De periode waarin de diagnose gesteld wordt, is vaak de ergste. Het gekste is – toch in mijn geval – dat je je op dat moment helemaal nog niet ziek voelt. Het is alsof er een deurtje opengaat die je naar een andere planeet brengt.”

“Ik leerde veel later pas écht met de ziekte omgaan. Tijdens je behandeling focus je op je voeding en op het correct innemen van medicatie. Het rouwproces en de verwerking beginnen pas na de chemo. Dat was een zeer emotionele periode. Ook het einde van de behandeling was erg zwaar. De dag van mijn laatste bestraling viel samen met het begin van de eerste lockdown. En plots was het allemaal voorbij. Naar het ziekenhuis gaan en een behandeling volgen geeft je, gek genoeg, een zekere houvast. Het echt een plaats geven, daar ben ik nog niet helemaal klaar mee.”

Veel mensen spreken over ‘een gevecht tegen kanker’ en willen de kanker ‘overwinnen’. Jij spreekt hier op een andere manier over.

“Klopt, ik hou niet van de termen ‘vechten tegen kanker’ en ‘winnen of verliezen’, om verschillende redenen. Eerst en vooral sluit het niet aan bij mijn ervaring. De prestatie die ik moest leveren, was naar het ziekenhuis gaan en blijven zitten voor de chemo – ongeacht welke naalden ze door je lijf jagen. Ik zou spreken in termen van ‘de sterkte vinden om het te ondergaan’ eerder dan ‘tegen kanker te vechten’. Vechten is iets dat je actief doet. Het zijn de artsen en verpleegkundigen die vechten met een arsenaal aan wapens, niet ik. Ik moest enkel een plaats in mijn hoofd vinden om te zeggen: ‘Doe maar’. Na een deel van de behandeling moet je afwachten en zien of die ook echt werkt. Dan denk je al snel: ‘Ik heb hier geen verdienste aan’. Iemand die te horen krijgt dat de behandeling niet aanslaat, heeft net zoveel gedaan als ik. Het is geen kwestie van winnen of verliezen. Je beseft pas echt hoe weinig greep je erop hebt wanneer je het zelf meemaakt.”

Hoe vond jij steun?

“Ik ben vrij lang blijven werken. Tijdens de lichte chemo werkte ik en ook halfweg de bestraling ging ik werken. Verder had ik een nieuwsbrief om vrienden en kennissen op de hoogte te houden. Ze mochten ook meekomen naar mijn behandeling. De nieuwsbrief was erg praktisch: ik kon de hele werkvloer op de hoogte houden en moest niet steeds dezelfde vragen beantwoorden. De nieuwsbrief hielp me ook om het beeld te counteren dat ik de behandeling al fluitend onderging. Want omdat ik bleef werken, dachten mensen dat. Het deed me gewoon deugd om zo lang mogelijk te werken.”

“Ik deed in mijn nieuwsbrief een oproep om mee te gaan op ‘chemodate’. Iedereen die wilde, mocht mee. Na een tijdje had ik wel te veel kandidaten (lacht). Mensen meenemen naar de chemosessies was voor mij een manier om de ervaring te delen, maar ook om de ziekte bespreekbaarder te maken. Je voelt dat mensen anders omgaan met kankerpatiënten. En het was voor mij, als alleenstaande, een manier om het draaglijker te maken. Die chemodates heb ik trouwens niet zelf verzonnen. Een vriendin van me had drie jaar voor mij borstkanker. Toen was ik haar chemodate. Dat heeft mij enorm geholpen bij mijn eerste chemo. Zo kon ik me er al iets bij voorstellen. Mijn advies is: iedereen op chemodate!” (lacht)

Humor is voor mij een manier om dingen te delen. Net als vertellen of samen huilen

Hoewel je zo lang mogelijk bleef werken, heb je toch noodgedwongen een vijftal maanden je job als hoofdredacteur ‘on hold’ moeten zetten. Hoe was het voor jou om die veeleisende job terug op te nemen?

“Dat is vlot gegaan omdat ik de hele tijd betrokken ben gebleven. Mijn adjunct-hoofdredacteur, Pascal, was werkelijk fantastisch. Die man verdient een standbeeld. Wij zagen elkaar twee keer per week tijdens mijn behandeling. Hij hield een boekje bij waarin hij alles noteerde wat er gebeurde. Zo bleef ik op de hoogte. Dat gaf mij het gevoel dat ik er nog bij hoorde en verlaagde de drempel om terug te komen. Ik zou oorspronkelijk halftijds werken, rekening houdend met de revalidatie. Maar toen kwam corona. Ik wist dat het te vroeg was om terug voltijds te werken. Maar aan de andere kant was het van alle slechte opties wel de beste. Ik had absoluut geen behoefte aan thuis in de zetel te zitten. Dat had ik tijdens de maanden van mijn behandeling al gedaan. Gelukkig ben ik fysiek vrij goed gerecupereerd, maar om mentaal helemaal te recupereren, heb ik nog wat meer tijd nodig. Om na kanker een ‘bevrijd’ gevoel te hebben, is een wereldwijde pandemie niet de ideale context.” (lacht)

Het is duidelijk dat humor bij jou een rode draad is geweest doorheen het hele proces. Dat blijkt ook uit je boek waarin je de tumor een naam hebt gegeven.

“Ja klopt: Toby de tumor. Je valt terug op wie je bent en humor is voor mij erg belangrijk. Ik heb mijn diagnose gekregen rond halfvier en ik denk dat de eerste grap erover gemaakt is die avond rond een uur of acht. Humor is voor mij een manier om dingen te delen. Net als vertellen of samen huilen.”

Cover boek Liesbeth Van Impe

Je woonde jarenlang in hartje Molenbeek waar je vrijwilliger was voor het ‘Toekomstatelier’ (TADA). Hoe was deze ervaring?

“Het was erg leerrijk. TADA is een prachtig initiatief, het is een zaterdagactiviteit voor kinderen tussen 10 en 13 jaar uit Molenbeek, vaak met een wat moeilijkere achtergrond. Het idee is dat we hen doen kennismaken met allerlei beroepen door middel van ateliers, gegeven door mensen die het beroep uitoefenen. Dat gaat bijvoorbeeld van de bouw tot geneeskunde tot architectuur. Ik ben er ooit terechtkomen om een gastles journalistiek te geven en daarna nooit meer weggegaan. Nu ben ik er zo’n zes jaar vaste vrijwilliger. Door mijn ziekte en door corona heeft het wel een tijdje stilgelegen, maar nu pak ik de draad weer op. In normale tijden ben ik er toch één op de drie zaterdagen mee bezig. De oudere kinderen kunnen extra begeleiding vragen en zo geef ik al jaren bij Salma en haar zussen thuis bijles. Ondertussen is dat veel meer dan bijles geworden en hebben we een speciale band.”

Hoe kijk jij terug op de periode van je ziekte en hoe kijk je naar de toekomst?

“Fundamenteel wel positief. Ik kan echt niet wachten tot de toekomst weer begint, want het heeft lang genoeg geduurd. Maar natuurlijk: die kanker blijft een beetje hangen. Je moet leven met periodieke controles. Ik zit wel op de klassieke kankercurve. Na de controle ben ik gerust, de tweede maand gaat het nog redelijk en de laatste twee weken voor de controle denk je bij alles wat je voelt dat de kanker terug is. Ik probeer ermee om te gaan als een vogel die voorbij het raam vliegt en die je verder laat vliegen. Je laat de gedachte toe en ook weer los. Dat werkt, maar wanneer de controle daar is, is het altijd een opluchting om te horen dat je niet meer ziek bent. Ik zie dat dit bij vriendinnen die hetzelfde meemaakten, mindert met de jaren. Maar ik ben zeker van plan om van het leven te genieten!”